Al sinds oktober 2016 was er een nieuwe IEC 60204-1. Het heeft hierna nog lang geduurd, namelijk tot eind 2018, voordat er een EN-versie beschikbaar was.
Heel formeel staat deze versie op dit moment (8-2-2019) nog niet op de lijst met geharmoniseerde normen van de Machinerichtlijn. Maar dit zal binnenkort het geval zijn.
Er wordt ook druk gewerkt aan de correctie van de Nederlandse vertaling. Eind kwartaal 1 van 2019 kunnen we deze hopelijk verwachten.
Hieronder een paar belangrijke aanpassingen:
- EMC-eisen worden veel meer behandeld, Zo is er ook een compleet nieuwe Bijlage H met gangbare technieken en principes om elektromagnetische verstoringen te voorkomen.
- Het hoofdstuk 8 over potentiaalvereffening is behoorlijk aangepast. Er is een nieuw principeschema voor het aardingsconcept opgenomen. Het symbool voor functionele aarding (FE) is aangepast en er is ook een nieuw symbool voor beschermende potentiaalvereffening (PB). Nog steeds heb je kennis van NEN 1010 (gebaseerd op HD-IEC 60364) nodig om een goed onderscheid te maken tussen beschermingsleiding (PE), beschermende potentiaalvereffening (PB) en aanvullende potentiaalvereffening. Alleen met de EN 60204-1 kom je er niet uit.
- Er wordt nu ook aandacht geschonken aan drives met safety aan boord, zoals de Safe Torque Off (STO).
- Er is nu onderscheid gemaakt tussen aan/uit (power) en start/stop (machineoperatie) voor de symbolen van drukknoppen. Eerst was dit gecombineerd (aan/start en uit/stop) in twee symbolen.
- Artikelen en (norm)verwijzingen met betrekking tot warmtehuishouding in de schakelkast en kortsluitvastheid (short circuit rating) zijn aangepast of bijgevoegd.
- etc.
Maar er is verder tekstueel toch heel wat aangepast
Wilt u meer weten en een cursus op uw locatie organiseren, laat het ons weten!
Verwarring over IIA-, IIB- of Conformiteitsverklaring
Henrie VerweyVaak hoor je de termen IIA- en IIB-verklaringen. Maar veel weten niet dat de II slaat op Bijlage II van de Machinerichtlijn 2006/42/EG.
Ook hoor je regelmatig mensen praten over de Conformiteitsverklaring.
Maar de formele benamingen van de twee verklaringen zijn:
- EG-Verklaring van overeenstemming betreffende machines (zie Machinerichtlijn, Bijlage II, deel 1.A)
- Inbouwverklaring betreffende niet voltooide machines (zie Machinerichtlijn, Bijlage II, deel 1.B)
Als de verklaring in een andere EU-taal moet worden opgesteld, zoek dan de Machinerichtlijn op in deze taal en gebruik de formele benamingen.
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING BETREFFENDE MACHINES
EC DECLARATION OF CONFORMITY OF THE MACHINERY
EG-KONFORMITÄTSERKLÄRUNG FÜR EINE MASCHINE
DÉCLARATION CE DE CONFORMITÉ DES MACHINES
INBOUWVERKLARING BETREFFENDE NIET VOLTOOIDE MACHINES
DECLARATION OF INCORPORATION OF PARTLY COMPLETED MACHINERY
ERKLÄRUNG FÜR DEN EINBAU EINER UNVOLLSTÄNDIGEN MASCHINE
DÉCLARATION D'INCORPORATION DE QUASI-MACHINES
De verklaring moet vertaald worden en tevens opgenomen worden in de gebruiksaanwijzing.
Zie artikelen 1.7.4 en 1.7.4.2, lid c uit Bijlage I van de Machinerichtlijn 2006/42/EG.
1.7.4. Gebruiksaanwijzing
Bij iedere machine moet een gebruiksaanwijzing zijn gevoegd in de officiële Gemeenschapstaal (of talen) van de lidstaat waar de machine op de markt wordt gebracht en/of in bedrijf gesteld.
De bij de machine gevoegde gebruiksaanwijzing moet een „oorspronkelijke gebruiksaanwijzing” of een „vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing” zijn; in het laatste geval moet bij de vertaling een „oorspronkelijke gebruiksaanwijzing” zijn gevoegd.
etc.
1.7.4.2. Inhoud van de gebruiksaanwijzing
Iedere gebruiksaanwijzing moet, in voorkomend geval, ten minste de volgende informatie bevatten:
a) firmanaam en volledig adres van de fabrikant en van diens gemachtigde;
b) typeaanduiding van de machine als aangegeven op de machine zelf, met uitzondering van het serienummer (zie punt 1.7.3);
c) EG-verklaring van overeenstemming, of een document waarin de inhoud van de EG-verklaring van overeenstemming wordt weergegeven, waarin een opsomming wordt gegeven van de kenmerken van de machine, niet noodzakelijk met inbegrip van het serienummer en een handtekening;
etc.
Dit jaar geven we een lezing over het opstellen van een goede risicobeoordeling voor machines.
Zin en onzin van een risicobeoordeling van een machine
Henrie Verwey, Verwey Safety Services
Voor techneuten is het vaak lastig om een risicobeoordeling van een machine op te stellen. Ze zijn gewend om zaken tot achter de komma uit te rekenen en vinden het inschatten van risico's meestal vaag en subjectief. U krijgt antwoord op de volgende vragen:
• Wat is het doel van een risicobeoordeling en hoe stel je een goede risicobeoordeling op?
• Welk model voor risico-inschatting kun je het best gebruiken?
• Wat is de relatie van de risicobeoordeling met PL en SIL?
• Hoe ziet de toekomstige normontwikkeling op dit gebied eruit?
Relaties kunnen zich via onderstaande link met korting inschrijven:
https://www.engineersonline.nl/events/safety-event/aanmelden-relatie-spreker.html
De training "Machineveiligheid en CE-markering" kan ook in het Engels gegeven worden.
Content training "Machinery safety and CE-marking":
- Overview EU directives
- Structure of Machinery Directive 2006/42/EC (MD)
- Road map CE-marking (based on flowchart with 12 steps)
- Risk assessment according standard EN-ISO 12100:2010
- Risk reduction with the use of standards
- Construction and dimensioning of guarding based on standard EN-ISO 13857
- Documentation requirements (technical file, user manual, EC Declaration of conformity)
Er is een nieuwe versie uit van de toelichtende gids voor de Machinerichtlijn 2006/42/EG.
Deze versie is nu nog alleen in het Engels te downloaden via de formele website htttp://ec.europa.eu/growth. De voorgaande versie was in alle formele EU talen beschikbaar.
Het zijn geen heel ingrijpende aanpassingen van de tekst. De gids is met name op de volgende punten aangepast en uitgebreid:
- fouten zijn gecorrigeerd
- diverse toelichtingen op kabels en kettingen voor hijsdoeleinden zijn aangepast vanwege opmerkingen en discussies in de markt
- amendementen en besluiten zijn verwerkt, zoals bijvoorbeeld richtlijn 2009/127/EC (machines bij toepassing van pesticide)
- van diverse begrippen zijn de toelichtingen (wat) aangepast, zoals van "niet voltooide machine", "samenstel van machines" en "veiligheidscomponente.
- etc.
'Arbo in bedrijf 2016' is gepubliceerd door Inspectie SZW. Hierin staan interessante resultaten van onderzoeken naar naleving van arboverplichtingen, blootstelling aan arbeidsrisico's en genomen maatregelen.
Een belangrijke conclusie met betrekking tot machineveiligheid:
Voor 25% van de bedrijven waar werknemers mogelijk werken met machines, geldt dat deze geen of inadequate maatregelen nemen en dat er ook geen maatregelen zijn gepland in een plan van aanpak. Het gaat naar schatting om ongeveer 34.000 bedrijven, waarin naar schatting 134.000 werknemers worden blootgesteld aan het arbeidsrisico machineveiligheid. Machineveiligheid wordt in 2016 significant minder goed beheerst dan tijdens de vorige meting in 2012: nu 25% van de bedrijven die het risico niet adequaat beheersen tegen 18% in 2012.
Hieronder een deel van de resultaten:
Arbeidsrisico in de RI&E en genomen maatregelen
Figuur 3.7.6 geeft schematisch de samenhang weer tussen de aanwezigheid van het arbeidsrisico van werken met machines, de aanwezigheid van een RI&E per 1 oktober 2015, de onderkenning van het arbeidsrisico in de RI&E, het nemen van maatregelen ten aanzien van het arbeidsrisico en de beoorde-ling (door de inspecteur) van de effectiviteit van de maatregelen.
In kolom 1 van de figuur staat het percentage bedrijven waar het risico voorkomt en in kolom 2 het percentage bedrijven dat beschikt over een RI&E. Het blijkt dat bijna zes op de tien risicobedrijven ten aanzien van machines over een al dan niet getoetste RI&E beschikt. 77% van deze bedrijven heeft het risico van werken met machines in de RI&E onderkend (kolom 3).
In kolom 4 is dit onderverdeeld in verschillende groepen bedrijven, gebaseerd op de onderverdelingen in de eerste drie kolommen. Uit deze kolom blijkt dat bedrijven waar het werken met machines als risico in de RI&E is onderkend en uitgewerkt vaker maatregelen nemen (90%) dan bedrijven waar het werken met machines niet als risico in de RI&E is onderkend en uitgewerkt (70% en 68%). Dit verschil is significant.
De resultaten in kolom 3 en 4 laten zien dat circa 7 op de 10 bedrijven met een onvolledige of ontbre-kende RI&E toch maatregelen nemen. Uit het ontbreken van een (volledige) RI&E kan men daarom niet concluderen dat er helemaal geen aandacht is voor de bestrijding van het arbeidsrisico. Wel kan er een verschil zijn in de aard van de getroffen maatregelen. Dat is niet nader onderzocht.
In kolom 5 is de beoordeling van de inspecteur van de effectiviteit van de maatregelen weergegeven. In bedrijven waar het arbeidsrisico aanwezig is, die een RI&E hebben waarin dit risico wordt genoemd en die maatregelen hebben genomen, wordt in 30% van de gevallen de effectiviteit als goed beoor-deeld en voor nog eens 59% als voldoende (samen 89% waar de genomen maatregelen voldoen aan de regelgeving). Bedrijven die het risico in de RI&E hebben opgenomen nemen significant betere maat-regelen dan de andere risicobedrijven.
Inschatting omvang niet adequate beheersing machineveiligheid
Inmiddels kunnen we stellen dat een groot deel van de risicobedrijven maatregelen neemt en dat de genomen maatregelen vervolgens vaak als voldoende of goed worden beoordeeld. Echter, bij een deel van de bedrijven is het risico van machineveiligheid niet adequaat beheerst, omdat zij geen of niet adequate maatregelen nemen. Een klein deel van deze groep (6%) heeft nog wel maatregelen tegen het risico van machineveiligheid opgenomen in een plan van aanpak; het is aannemelijk dat deze bedrij-ven dus wel één of meer maatregelen gepland hebben. In figuur 3.7.7 is de aanpak van het risico ma-chineveiligheid weergegeven.
Voor 25% van de bedrijven waar werknemers mogelijk werken met machines, geldt dat deze geen of inadequate maatregelen nemen en dat er ook geen maatregelen zijn gepland in een plan van aanpak. Het gaat naar schatting om ongeveer 34.000 bedrijven, waarin naar schatting 134.000 werknemers worden blootgesteld aan het arbeidsrisico machineveiligheid. Machineveiligheid wordt in 2016 significant minder goed beheerst dan tijdens de vorige meting in 2012: nu 25% van de bedrijven die het risico niet adequaat beheersen tegen 18% in 2012 (afname met 95% betrouwbaarheid groter dan 3%).
NEN heeft een nieuwe uitgave gepubliceerd waarin de geharmoniseerde normen van de Machinerichtlijn handig zijn gerubriceerd, zodat een relevante norm snel kan worden gevonden.
Wij hebben voor NEN het voorwoord en een korte toelichting op normen in deze uitgave mogen schrijven.
De uitgave kan gratis gedownload worden via de website van NEN.
Op de valreep van 2016 werd de jongste editie van de laagspanningsnorm NEN 1010 van 2015 - inclusief de aanvullingen van 2016 - definitief van kracht bij het Bouwbesluit van 2012.
Dit betekent dat bij de aanvraag van een vergunning voor nieuwe bouwwerken de norm NEN 1010 van 2015 met de aanvullingen van 2016 dient te worden gehanteerd. Deze keer echter is de aanwijzing in het Bouwbesluit anders geformuleerd dan voorheen. Waar eerder een aantal bepalingen uit de norm expliciet werden uitgesloten, wordt nu gesteld dat alle bepalingen die betrekking hebben op de veiligheid van elektrische installaties van toepassing zijn.
Alleen veiligheid
In de toelichting bij de wijziging staat verder onder meer dat: ‘in NEN 1010 meer is opgenomen dan nodig is voor de toepassing van artikel 6.8 van het Bouwbesluit 2012. Eerder bevatte artikel 5.1 een uitgebreide opsomming waarin werd aangegeven welke onderdelen bij toepassing van NEN 1010 buiten beschouwing mochten worden gelaten. Met de wijziging van de opzet van artikel 5.1 (voortaan aangeduid als artikel 5.1a) is bepaald dat NEN 1010 alleen van toepassing is, ‘voor zover het gaat om technische voorschriften voor een voorziening voor elektriciteit van een bouwwerk, die zijn gesteld uit oogpunt van veiligheid’.
Niet van toepassing
Dit betekent dat onderdelen van NEN 1010 die geen betrekking hebben op veiligheid - ‘maar meer op bijvoorbeeld de bruikbaarheid’ - niet van toepassing zijn in het kader van het Bouwbesluit. Hetzelfde geldt voor voorschriften voor installaties buiten bouwwerken.
Bij dit alles wordt aangegeven dat ‘de voorliggende wijziging op zich geen inhoudelijk effect heeft. Maar dat het voordeel is, dat nu de norm is gewijzigd het niet nodig is de opsomming van de onderdelen die buiten beschouwing mogen blijven op die wijziging aan te passen.’
Zie website NEN
https://www.nen.nl/NEN-Shop/Elektrotechniek-Nieuwsoverzicht/Jongste-editie-NEN-1010-van-kracht-bij-Bouwbesluit.htm?utm_medium=email&utm_campaign=Elektromail+01%2F2017&utm_content=Elektromail+01%2F2017&utm_term=NEN+1010&utm_source=Emailnieuwsbrieven
We zijn verhuisd van Ede naar Renswoude.
Nieuwe adres: De Meent 30, 3927 GM, Renswoude
Telefoonnummer is gelijk gebleven. 0318 - 650 969
Bij deze ook de beste wensen en een veilig 2017 toegewenst!
COBOTS - collaborative robots
Cobots zijn robots die nauw samenwerken met een mens. Waar 'traditionele' robots voornamelijk in plaats van een mens worden ingezet voor zware, gevaarlijke en/of repeterende taken (denk aan seriematige laswerkzaamheden), zal de cobot juist de mens ondersteunen bij werkzaamheden.
Een 'traditionele' robot wordt meestal opgesloten in een cel, met beveiligingen bij de toegangen. Indien een mens de robotcel betreedt, zal de robot veilig afgeschakeld worden.
Bij een cobot zal het beveiligingsconcept er anders uitzien. Hierbij zijn de volgende opties mogelijk:
· Safety-related monitored stop
De robot gaat eerst in een bewaakte veilige stop, voordat de operator de 'collaborative workspace' (=gebied waar samengewerkt wordt) mag betreden. Gaat de operator eerder de collaborative workspace in, d.w.z. als de robot aan het bewegen is, zal er veilig afgeschakeld worden.
· Hand guiding
Deze werkwijze is met name bedoeld voor het inleren van bepaalde bewegingen. De operator mag alleen de collaborative space betreden als de robot zich in een bewaakte veilige stilstand bevindt.
· Speed en separation monitoring
De operator en de robot kunnen zich tegelijkertijd in de collaborative workspace bewegen. De veiligheid wordt geborgd door het garanderen van een bepaalde veiligheidsafstand tussen de robot en de operator. Het is tevens mogelijk om de snelheid van de robot te laten variëren afhankelijk van de veiligheidsafstand.
· Power en force limiting
Bij deze werkwijze kan een fysiek contact tussen de robot en de operator mogelijk ontstaan (bedoeld of onbedoeld). Dan is het wel van belang dat de krachten beperkt zijn. Er moet niet alleen gekeken worden naar statische krachten (bijvoorbeeld bij beknelling tussen robotarm en een vast opgesteld deel), maar ook naar dynamische krachten (kinetische energie). In de nieuwe Technical Specification ISO/TS 15066:2016 zijn deze acceptabele krachten en impactwaarden te vinden voor diverse delen van het menselijk lichaam.
De eerste twee opties werden al regelmatig toegepast. Met name de laatste optie is in opkomst. Dit heeft mede te maken met de vooruitgang van de technologie, zoals de komst van geavanceerdere en snellere robotcontrollers en veiligheidssystemen.
Bij de toepassing van een cobot is een goede risicobeoordeling van groot belang.
In de volgende normen en technical specification is meer informatie te vinden over collaborative robot operation:
EN-ISO 10218-1:2011 (Robots en robot apparatuur - Veiligheidseisen - Deel 1: Industriële robots), artikel 5.10
EN-ISO 10218-2:2011 (Robots en robot apparatuur - Veiligheidseisen voor industriële robots - Deel 2: Robot systemen en integratie), artikel 5.11
ISO/TS 15066 (Robots and robotic devices - Collaborative robots)
Meer...
De keuzeboom voor veiligheids- & werkschoeisel is gebaseerd op de normen NEN-EN-ISO 20345:2011 en NEN-EN-ISO 20347:2012. Nadat een risicoanalyse aanwijst dat een PBM nodig is, kan de keuzeboom inkopers en gebruikers ondersteunen bij de keuze voor een veiligheids- of werkschoeisel.
Aansluiten opwekeenheden
NEN 1010 volgt het Europese harmonisatiedocument HD 60364, dat is gebaseerd op de internationale norm IEC 60364. Zowel de HD 30364 als de IEC 60364 geven voor het aansluiten van opwekeenheden twee mogelijkheden:
1. Aan de voedende zijde van alle beveiligingstoestellen voor de eindgroepen van de installatie;
2. Aan de belastingszijde van alle beveilingstoestellen voor een eindgroep van de installatie, mits aan alle aanvullende voorwaarden is voldaan.
Beide mogelijkheden zijn in NEN 1010:2015 overgenomen. Volgens de NEC-normcommissie die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van NEN 1010, zijn de aanvullende voorwaarden bij mogelijkheid 2 niet volledig. Het elektrisch materieel en de aangesloten toestellen blijven buiten beschouwing. De commissie heeft dan ook besloten het deel van de bepaling dat mogelijkheid 2 toestaat, niet over te nemen.
Aantal eindgroepen achter een toestel voor aardlekbeveiliging
Bepaling 531.2.1.3 uit NEN 1010:2015 stelt: “Toestellen voor aardlekbeveiliging moeten zo zijn gekozen en de belasting moet zo over de stroomketens zijn verdeeld, dat de te verwachten lekstromen tijdens normaal bedrijf geen onnodig uitschakelen veroorzaken.”
Daaraan is een Nederlandse bepaling toegevoegd, namelijk: “Op één tweepolig toestel voor aardlekbeveiliging met een toegekende aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA mogen ten hoogste vier eindgroepen zijn aangesloten. Het aansluiten van eenfase-eindgroepen op een vierpolig toestel voor aardlekbeveiliging met een toegekende aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA is niet toegelaten.”
Deze toevoeging wordt gewijzigd in: “Op een toestel voor aardlekbeveiliging met een toegekende aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA mogen ten hoogste vier eindgroepen zijn aangesloten. Het aansluiten van eenfase-eindgroepen op een vierpolig toestel voor aardlekbeveiliging met een toegekende aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA wordt afgeraden.”
Het tweede deel van de toevoeging was eerder opgenomen als eis en is nu dus een aanbeveling geworden. Met deze wijziging legt de commissie de keuze voor de toepassing van de wijze van aardlekbeveiliging bij de installateur of eigenaar van de installatie.
Bron: NEN
Nieuwe lijst met geharmoniseerde normen, gerelateerd aan de Machinerichtlijn 2006/42/EG, gepubliceerd:
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=uriserv:OJ.C_.2016.332.01.0001.01.NLD
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=uriserv:OJ.C_.2016.332.01.0001.01.ENG
Nieuwe normen trappen en bordessen (EN-ISO 14122-reeks)
Henrie VerweyDe NEN-EN-ISO 14122 serie van normen: Veiligheid van machines - Permanente toegangsmiddelen tot machines is onlangs herzien en gepubliceerd.
Deze nieuwe serie is vooralsnog alleen in het Engels beschikbaar:
Deze serie bestaat uit 4 normen:
• Deel 1: Keuze van vaste toegangsmiddelen en algemene vereisten voor toegankelijkheid
• Deel 2: Werkbordessen en looppaden
• Deel 3: Trappen, ladders en leuningen
• Deel 4: Vaste ladders
Trappen en bordessen die onderdeel zijn van een machine of een productielijn moeten voldoen aan de eisen die gesteld worden in geharmoniseerde EN-normen, die gekoppeld zijn aan de Machinerichtlijn 2006/42/EG.
In de markt is daar nog wel eens verwarring over. Er wordt dan gedacht dat dergelijke trappen en (werk)bordessen moeten voldoen aan het Bouwbesluit.